Navigatie overslaan
Kraanvogel / Shutterstock Alle berichten

In Memoriam
Frans Buissink, verteller

Geplaatst op 31 januari 2019

Frans Buissink, de voor-vorige hoofdredacteur van ons ledenmagzine Vogels is volstrekt onverwacht overleden. Dat is heel moeilijk voor te stellen. Het laatste waar je bij Frans aan dacht was de dood. Hij was altijd op een uiterst rustige, heel vanzelfsprekende manier aanwezig. Hij wás er gewoon.

Veel lezers die langer dan tien jaar lid van Vogelbescherming zijn, hebben zich waarschijnlijk een beeld van hem gevormd zonder hem ooit ontmoet te hebben. Een man met een scherp oog voor kleine, soms ogenschijnlijk vanzelfsprekende verhalen in de natuur, die hij dan op licht poëtische toon schilderde. Het juiste woord ervoor, want Frans was naast een begenadigd schrijver een gedreven schilder: een man van het beeld. Maar in de grond was hij vooral een geboren verteller. Zijn voorraad verhalen was onuitputtelijk. En er was altijd gehoor.

Tien jaar is de tijd die verstreek sinds Frans afscheid nam, na veertien jaar hoofdredacteurschap. Vóór hem had Jos Kluiters de weg bereid om van een clubblaadje een serieus tijdschrift te maken. Frans bracht de echte invulling met zijn ervaring als bladenmaker en zijn visie als beeldend kunstenaar. Eerder had hij met zijn talenten Panda van Wereld Natuurfonds en Grasduinen van VNU, later Sanoma, al tot bloei gebracht.

Frans’ binding met de natuur is in zijn vroegste jeugd ontstaan, in zijn ziel gehamerd door momenten van diepe emotie. De zieke eend, op het strand gevonden, die hij onder zijn jas meenam, waar hij uren mee rondliep en die hij ten slotte machteloos weer op zijn plek terugzette. De snotolf, een reusachtige opgezette vis – die achteraf misschien dertig centimeter is geweest – maar die hij zich herinnert als de totale gymzaal vullend.

Bij die snotolf werd Frans zich bewust van een diep van binnen levende wensdroom: een museum-voor-alles. “Iedere jongen had in die tijd zijn eigen schatkamer: levende kikkers, een hagedisstaart, uitgeblazen vogeleieren – we wisten toen niet beter – opgeprikte torren en salamanders in de wastobbe.” Frans wilde álles. En dat moest in dat museum. Met die snotolf als magistraal centrum. In de loop van bijna driekwart eeuw heeft Frans veel verzameld, maar van dat museum is het, voor zover wij weten, niet gekomen.

En dat is jammer. Voor hemzelf – al kunnen we dat eigenlijk niet weten – maar zeker voor ons. Het zou een razend-interessant natuurhistorisch monument zijn geworden. Waar Frans ons als conservator, eindeloos vertellend, langs kleine wonderen zou leiden. Want alles, elk ding heeft een verhaal.