
De Wet natuurbescherming bevat een algemene zorgplicht (artikel 1.11). Die vereist dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. De zorgplicht houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is:
Deze zorgplicht is niet strafrechtelijk handhaafbaar, maar wel bestuursrechtelijk (o.a. via toepassing van bestuursdwang door het bevoegde bestuursorgaan).
De Wet natuurbescherming bevat een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op alle inheemse vogels. Deze verboden gelden in heel Nederland, inclusief de stad. De wet verbiedt:
Overtreding van deze verboden is een economisch delict en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. De verboden worden ook bestuursrechtelijk gehandhaafd.
Uitzonderingen op de verboden zijn onder strikte voorwaarden mogelijk. Daarvoor is een ontheffing nodig van gedeputeerde staten van de betreffende provincie en in sommige gevallen van het Ministerie van Economische Zaken (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Er bestaan daarnaast verschillende vrijstellingsregelingen, o.a. voor werkzaamheden die aantoonbaar worden uitgevoerd overeenkomstig door het Ministerie goedgekeurde gedragscodes.
Rode Lijsten bevatten soorten die bedreigd worden of kwetsbaar zijn. Rode Lijsten hebben geen juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. De huidige Rode Lijst van de Nederlandse broedvogels is in 2017 vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken. Op deze Rode Lijst staan 87 Nederlandse broedvogels. Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld door hun leefgebieden te verbeteren. De Wet natuurbescherming vereist van provincies dat zij de nodige maatregelen nemen voor het behoud en herstel van soorten die op de Rode Lijst staan (artikel 1.12).