Merlin, Falco columbarius - Valken (Falconidae)
Het smelleken is de kleinste valkensoort. Bidt niet zoals een torenvalk. Een vogeljager van open land, die in een lage snelle vlucht vooral op zangvogels jaagt. Komt in Europa niet in de stad voor. Zit vaak op de grond. Noordelijke soort, broedt op toendra's, hoogvlakten met heide en in de halfopen taiga. Komt vanaf september tot in mei schaars bij ons voor. Zoekt soms het gezelschap op van blauwe kiekendieven, die de vogels voor hem opjagen.
Kleine valk met relatief lange staart, brede vleugelbasis en niet al te spitse vleugelpunten. Vliegt vaak laag en snel in een rechte lijn, zit graag op de grond. Mannetje blauwgrijs van boven, met zwarte staartband. Bruin-oranje gevlekte borst. Vrouwtjes en jonge vogels bruin van boven, gevlekt/gebandeerd van onderen en bruin gebandeerd van onderen. Vrouwtje stuk forser dan man.
Zowel boom- als torenvalkachtig. In Nederland zelden te horen.
25-30 cm, spanwijdte 50-62 cm
Territoriaal in broedtijd. Broedt op de grond, een klif of in boom. Bouwt zelf geen nest, gebruikt oude nesten van andere vogels, zoals kraaiachtigen. Broedt van maart tot in juni. Eén legsel, 3-6 eieren. Broedduur 28-32 dagen. Jongen vliegen uit na 28-32 dagen. Worden daarna nog enige tijd gevoerd tot ze zelfstandig zijn.
Open land: akkers en weilanden, heide en hoogveen, open duin en kwelders. Op trek ook boven bos en stad. Slaapt vaak in rietvelden of hoge heide. Broedt in het noorden, op hoogvlakten, heiden en hoogveen, toendra en open taiga.
Kleine vogels, vooral zangvogels tot ongeveer 50 gram. Vaak piepers (graspieper), vinkachtigen (kneu, frater), gorzen en leeuweriken. Soms ook grotere vogels (steltlopers, kramsvogel), zelden kleine zoogdieren. Ook wel libellen. Drieste en volhardende jager van open gebied. Vliegt snel en laag aan om prooien te verrassen, slaat de prooi in vlucht. Volgt soms jagende blauwe kiekendieven die vogels voor hem opjagen.
Verlaat de broedgebieden in Noord-Europa in augustus en september en volgt zijn belangrijkste prooidieren (graspieper, frater, sneeuw- en ijsgors). Trekt naar West-, Midden- en Zuid-Europa en naar Noord-Afrika. In Nederland schaarse doortrekker in september-oktober en vooral in april en mei. Enkele honderden overwinteren hier, vooral in Laag-Nederland.
doortrekker en wintergast in zeer klein aantal
Aantallen overwinteraars nemen al meer dan dertig jaar gestaag af.
Aantal broedparen | Geen broedvogel |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 200-300 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 100-500 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
In de winter vooral in open akkerland in de kustprovincies, ook in kwelders. In april en mei worden met oostenwind op telposten langs de kust (Breskens, Kamperhoek) soms tientallen doortrekkers gemeld op één dag.
Noord-Europa, zuidelijk tot Wales en Baltische staten. Grootste aantallen in Fenno-Scandinavië en Rusland.
In de jaren zestig en zeventig enige achteruitgang door pesticidengebruik in de landbouw. Vliegt zich nog weleens te pletter tegen bouwwerken. Heeft ook te lijden onder vermindering geschikt broedgebied door overbegrazing (rendieren) en toegenomen toerisme (verstoring nesten). Gevoelig voor predatie door vos, die zich door klimaatverandering uitbreidt naar het noorden.
Het smelleken is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn smellekens beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van het smelleken is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.
De Wet natuurbescherming bevat een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op alle inheemse vogels. Deze verboden gelden in heel Nederland. De wet verbiedt:
Overtreding van deze verboden is een economisch delict en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. De verboden worden ook bestuursrechtelijk gehandhaafd. Uitzonderingen op de verboden zijn opgenomen in de wet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De wet voorziet in een algemene bevoegdheid voor de provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) om onder strikte voorwaarden een ontheffing of vrijstelling te verlenen van de verboden (artikel 3.3).
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen op grond van de Wet natuurbescherming, omdat de soort slechts op doortrek in Nederland voorkomt en daarbij wijd verspreid is.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal