Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Geplaatst op 19 juni 2025
De lepelaar verdween ooit bijna als broedvogel uit Nederland, maar ondertussen groeit de populatie weer. Lepelaars broeden in zoet, brak en zout milieu, op de grond en in bomen en van uitgestrekte kwelders tot in drukke stadsparken. Die veelzijdigheid in broedlocaties zien we ook terug in de plekken waar ze voedsel zoeken, namelijk van poldersloten tot het wad.
Decennia wordt er al onderzoek gedaan naar lepelaars binnen en buiten Nederland. Weten we dan nog niet genoeg? Is onderzoek naar een soort waar het schijnbaar goed mee gaat nog steeds relevant? Onderzoek is in ieder geval belangrijk om een vinger aan de pols te houden. Kennis draagt bij aan bescherming, al blijkt dat soms pas achteraf. Naast concrete vragen over beheer en bescherming, zoals hoe gevaarlijk hoogspanningskabels voor lepelaars zijn, wordt het onderzoek ook gedreven door de gezonde nieuwsgierigheid van onderzoekers naar hoe lepelaars leven.
Naast de lepelaarpopulatie groeit ook het aantal verschillende kolonies. In de jaren ’60 van de vorige eeuw broedden lepelaars nog uitsluitend op de grond in rietmoerassen, duinen en op kwelders. Nu is dat wel anders. Er zijn kolonies in drukke stadsparken en op kunstmatige dammen. Op het eerste gezicht misschien onwaarschijnlijke plekken. Student Mees Dijkstra brengt voor Lowland Ecology Network in kaart waar lepelaars tegenwoordig broeden en aan welke eisen deze plekken voldoen.
Jaarlijks brengen vrijwilligers van de Werkgroep Lepelaar bij een selectie aan lepelaars unieke pootringen aan. Deze worden vervolgens binnen en buiten Nederland afgelezen door honderden enthousiaste vrijwilligers. Een waardevolle bijdrage, want met al die ringaflezingen kunnen demografische analyses worden uitgevoerd.
Zo constateerde Tamar Lok (EcoMoves) in 2010 dat ongeveer de helft van de ‘onze’ lepelaars in Europa overwintert en de andere helft in West-Afrika (Lok 2013). Ook is de overlevingskans van Afrikaanse overwinteraars lager dan Europese overwinteraars. Ondertussen zijn er ruim tien jaar aan nieuwe ringaflezingen bijgekomen en werkt Tamar aan een update van deze analyse voor het project Waakvogels. Zullen er veranderingen zijn in overleving bij lepelaars met verschillende winterbestemmingen? En leidt dit tot een verschuiving in de winterbestemmingen van ‘onze’ lepelaars?
Naast het klassieke ringwerk worden er in de Waddenzee (BirdEyes) en het IJsselmeergebied (Lowland Ecology Network) lepelaars gevolgd met GPS-zenders. Elke 10-15 minuten verzamelen die zendertjes op de rug van de vogel een GPS-punt. Zo weten we dag en nacht waar ze zijn en krijgen we de verplaatsingen van lepelaars dus in veel meer detail in beeld. Daarbij kunnen we de individuen vaak meerdere jaren volgen, zodat we ook verschillen tussen jaren zien. Wat leren we daarvan?
Bij het creëren van nieuwe natuur en herinrichting/beheer van bestaande natuur is het belangrijk om te weten hoe de vogelbevolking daarop reageert. Zo zagen we dat lepelaars, die broeden in Lelystad, elke beschikbare ondiepte op de nieuwe eilandengroep Marker Wadden direct benutten. Ook lieten ze mooi het belang van de verschillende natuurgebieden in Nationaal Park Nieuw Land zien. Oostvaardersplassen en Marker Wadden bleken de belangrijkste gebieden, maar tussen jaren waren er grote verschillen. Zo lijken Marker Wadden recentelijk meer gebruikt te worden. Dit hangt samen met de drooglegging van het Westelijke moerasdeel van de Oostvaardersplassen ter bevordering van rietgroei, waardoor het gebied tijdelijk ongeschikt is voor lepelaars. Dit onderzoek toont het belang aan van een breed aanbod aan foerageergebieden in de nabijheid van lepelaarkolonies (Dreef & van der Winden 2024).
Lepelaars hebben een duidelijke taakverdeling tijdens het broedseizoen. Mannen zitten overdag op het nest en foerageren ’s nachts, de vrouwen doen dat andersom. Op Schiermonnikoog lieten de lepelaars met zenders zien dat de vrouwen vaker en korter foerageerden én vooral op het wad. De mannen vlogen verder, bleven langer weg en foerageerden meer in zoet water. Zo werd duidelijk hoe essentieel het Lauwersmeer is voor de lepelaarmannen van Schiermonnikoog (Lok et al. 2024, Henriquez et al. in press).
Ná het broedseizoen verzamelen de lepelaars van Schiermonnikoog in de Oostelijke Waddenzee langs de Groningerkust bij Lutjewad (Henriquez et al. in press; de Boer et al. 2024). Mannen en vrouwen foerageren daar beide het liefst ’s nachts, maar de vrouwen blijven voorkeur houden voor het zoute wad en mannen voor zoet water. Op Lutjewad ruien ze hun veren, rusten ze uit en vetten ze op voor hun trek naar het zuiden.
Rust is op dit moment in hun leven van groot belang, maar mogelijk wordt de rust straks verstoord als er een stroomkabel door het gebied wordt getrokken om een windpark op zee met de Eemshaven te verbinden. Omdat de lepelaars zo goed onderzocht worden, spelen ze een belangrijke rol in het maatschappelijke debat over de energietransitie. Vogelbescherming en andere natuurorganisaties én bewoners maken zich zorgen over deze kabels dwars door kwetsbare natuur en roepen daarom op een petitie te ondertekenen met de bedoeling te kiezen voor een ander tracé. Er bestaat ook een minder schadelijk alternatief, zoals in dit filmpje wordt uitgelegd: Leg géén kabel onder Schiermonnikoog en door de Waddenzee.
Ondertussen vliegen er niet alleen op Schiermonnikoog lepelaars met zenders rond, maar in het hele Waddengebied. Binnen het project Waakvogels is doctoraatstudent Arne van Eerden druk bezig om uit te zoeken waarom lepelaars van de ene kolonie veel grotere leefgebieden gebruiken dan lepelaars uit andere kolonies.
In de zenders zit ook een bewegingssensor, waar we zelfs kunnen zien wat de lepelaars aan het doen zijn. Zo weten we precies hoeveel tijd ze besteden aan rusten, foerageren en vliegen. Het is zelfs mogelijk om te zien wanneer ze een prooi door slikken. Dit biedt mogelijkheden om te kijken of lepelaars in het ene gebied succesvoller foerageren dan in het andere (Lok et al. 2023).
Een lepelaarjong dat eindeloos met de kop knikkend en roepend achter een ouder aanloopt om gevoerd te worden. Misschien herken je dit beeld? Hoelang duurt de ouderzorg van lepelaars? En gaan lepelaars ook met hun ouders mee tijdens de trek? Door de combinatie van ring- en zenderonderzoek weten we dat de jongen tot enkele maanden na uitvliegen nog gevoerd kunnen worden door hun ouders, maar ook dat de ouderzorg stopt voor de najaarsmigratie. Lepelaars trekken dus niet met hun ouders zuidwaarts, maar mogelijk leren ze de route van andere ervaren vogels (Lok et al. 2025).
We weten steeds meer over hoe lepelaars leven en daarmee ook hoe we deze soort het beste kunnen blijven beschermen. Gezien de bloeiende onderzoekspraktijk ligt in het in de lijn der verwachting dat we de aankomende jaren alleen nog maar meer zullen leren over de lepelaars binnen en buiten Nederland.
Hoe gaat het met een vogelsoort? Wat veroorzaakt een eventuele achteruitgang? Wat zijn effectieve maatregelen om die achteruitgang aan te pakken en een soort te beschermen? Vogelbescherming ondersteunt en initieert om die reden wetenschappelijk onderzoek.
Wereldwijd wordt de natuur in hoog tempo vernietigd. Om dat te stoppen zijn er in alle landen sterke natuurorganisaties nodig. Vogelbescherming draagt daaraan bij als Partner van BirdLife International en ondersteunt een aantal partners bij hun ontwikkeling.