Geplaatst op 3 april 2014
Vooral in zomerkleed zijn geoorde fuut en kuifduiker onwaarschijnlijk mooi. De geoorde fuut draagt in broedkleed een fluweelzwarte kop, hals en rug. In dat gitzwarte hoofd blinkt een knalrood oog. Alsof dat nog niet genoeg is ontspringt boven dat ‘mistlicht’-oog een goudgele tooi van ragfijne sierveertjes. Zo mooi dat je je, al ben je nog zo’n fanatieke aanhanger van de evolutietheorie, afvraagt: wie heeft dit ooit kunnen bedenken?
De kuifduiker, een familielid van de geoorde fuut en de gewone fuut, doet daar nog een schepje bovenop. Zijn kopsierveren lijken overontwikkeld en zijn uitgegroeid tot opvallende geelgouden pluimen. Een kapsel waar oude punkers jaloers op kunnen zijn. Net als de geoorde fuut heeft de kuifduiker een zwarte kop en een rood oog. Maar de hals is kastanjebruin.
Kuifduiker en geoorde fuut lijken verwarrend veel op elkaar. Maar goed, dat ze niet in elkaars vaarwater zitten en verschillende verspreidingsgebieden hebben. De geoorde fuut, die ook in Nederland broedt, komt voor op meerdere plaatsen in Spanje, Frankrijk en België en op dezelfde breedtegraad verder oostwaarts. Ze broeden vaak in kolonies samen met kokmeeuwen.
Kuifduikers zoeken het noordelijker en broeden op weelderig begroeide vennen en poelen op IJsland, in Schotland, Scandinavië, de Baltische staten en op gelijke hoogte verder naar het oosten.
’s Winters is het weer een ander verhaal. Dan zijn zowel kuifduiker als geoorde fuut in ons land te zien. Ze verblijven voor de kust, in de Zeeuwse Delta en op de Waddenzee. In winterkleed zijn ze allebei wit-grijs-zwart van kleur en dan lijken ze als twee druppels water op elkaar. Daarover een andere keer meer.