Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Sommige gegevens die door deze provider worden verzameld, zijn bedoeld voor personalisatie en het meten van de effectiviteit van advertenties.
Geplaatst op 28 mei 2025
In het begin van deze eeuw kocht ik mijn eerste appartement in Amsterdam en in plaats van mijn huis in te richten, nam ik een half jaar onbetaald verlof.
Werken voor de snelgroeiende internetbank Alex, wat ik toen deed, was leuk en uitdagend, zeker met de vriendenclub waar ik mee samenwerkte, maar het was niet waar ik ooit van droomde als vogelaartje aan de Katwijkse kust, waar ik vandaan kom. Ik had nog zoveel vogels die ik wilde zien en vooral fotograferen, plekken die ik wilde bezoeken en avonturen beleven, dat alleen al de beperking van een x-aantal vakantiedagen zwaar verstikkend voelde.
Dus besloot ik: dan maar alles in één keer. Het werd een reis langs mijn meest gewilde vogelsoorten. Ik ging op zoek naar vogels zoals Gurney’s pitta, coral-billed ground cuckoo, lepelbekstrandloper, resplendant quetzal, snowy en yellow-billed cotinga, white-plumed antbird, toucan barbet, velvet-purple coronet en nog veel meer. Om ze te zien, en vooral: om ze te fotograferen.
Zo’n lange reis kost natuurlijk geld. Maar met een sterke wil, lang sparen, een strak budget en zoveel mogelijk low-budget transport en accommodaties, werd het voor mij haalbaar. Een mobiele telefoon had je toen nog niet, laat staan mobiel internet; je redde je met de onmisbare Lonely Planet-gidsen. Alles wat je nodig had om alleen te reizen stond daarin.
Ecuador stond hoog op mijn verlanglijst. De helft zo groot als Frankrijk, maar dan met meer dan 1600 vogelsoorten. Verder was het land veilig, had goed openbaar vervoer met budget-locaties bij veel van de beste vogelplekken. Bovendien was er nét een vogelgids verschenen — de 1,5 kilo zware Birds of Ecuador — wat de kans op juiste determinatie aanzienlijk vergrootte.
Ik besloot twee maanden naar Ecuador te gaan. Vooral vanwege de circa 130 kolibriesoorten die het land rijk is. Veel daarvan waren goed te fotograferen dankzij een groeiend netwerk aan speciale kolibrie-feeders bij eco-lodges.
Mijn eerste kolibrie zag ik als tiener in Californië tijdens een familiereis: een Anna’s kolibrie. In een vogelgids zien kolibries er lief, kleurrijk en gemakkelijk te herkennen uit. Maar in het echt zijn het hyperactieve snelheidsduivels die je vaak razendsnel voorbij ziet schieten, zonder enige kleur of kans op correcte herkenning. Met wat geluk draaien ze wel hun kop jouw kant op, waardoor je een explosie van kleuren meemaakt. De prachtige kleuren zie je namelijk alleen vanuit een bepaalde hoek door de lichtbreking op de microscopische structuren in hun veren. Ik was gelijk verkocht.
Zo vredelievend als kolibries eruitzien, zijn ze niet. Zeker niet als ze hun voedselbron verdedigen: elke concurrent wordt genadeloos verjaagd.
In Noord-Amerika waren kolibrie-feeders al populair, soms niet meer dan flessen gevuld met suikerwater. Toen in Zuid-Amerika vogelende eigenaren van eco-lodges ze ook begonnen op te hangen, ging het los. Veel kolibriesoorten waren daardoor namelijk niet alleen gemakkelijker te zien, maar ook beter te fotograferen. Het voordeel van dit soort eco-lodges is dat ze meestal in de beste natuurgebieden liggen. Het nadeel is dat ze tijdens een budgetreis altijd (ver) boven het budget uitkomen.
Na vijf weken Costa Rica en twee weken Ecuador was ik in dat laatste land aangekomen in Mindo, aan de westkant van de Andes. Een paradijs voor vogelende backpackers met beperkt budget én veel vogelplekken in de buurt.
Toch miste ik daar het gevoel van eindeloze, ongerepte natuur. Dat was wel verderop: in de Tandayapa-vallei. Alleen, er waren hier weliswaar twee eco-lodges gerund door vogelaars, maar er was geen openbaar vervoer om er te komen. De Tandayapa lodge was voor mij sowieso ver boven budget, maar het fantastisch gelegen Bellavista, boven aan de berg, had een slaapzaal voor studenten en backpackers. Ondertussen waren mijn Katwijkse vogelvrienden Andre en Ellen een maand op bezoek en kon ik met hen een taxi delen.
Andre en Ellen sliepen in een Ellen-proof kamer, compleet met een eigen kolibrie-feeder op hun balkon. Ik lag voor 10 dollar per nacht op een houten vloer, maar ik voelde me als een koning. Ik was eindelijk in het hart van het beste vogelgebied.
Veel slaap kreeg ik niet. Van voor zonsopkomst tot na zonsondergang was het non-stop vogels kijken en fotograferen. ’s Avonds volgde de administratie van wat we gezien hadden, studie van de nog ontbrekende soorten en we moesten tussendoor ook nog wat zien te eten. Wat ook nog eens erg goed was.
Het balkon van de ronde eetzaal, een koepel tussen de boomtoppen, midden in nevelwoud, was in de ochtend een van de beste plekken. De lichten van de lodge trekken nachtvlinders aan en in de vroege ochtend bleek een grote groep vogels, een mixed-feeding flock, alle gebouwen te strippen van deze nachtvlinders en andere insecten. Prachtige soorten als green-and-black fruiteater, masked trogon, grass-green en golden tanager kon je vanaf je ontbijttafel prachtig bekijken. Overal hingen kolibrie-feeders, die ook door de prachtige gorgeted sunangel en sparkling violetear werden bezocht.
De smalle bospaadjes in het nevelwoud boden nog meer moois: de ocellated tapaculo, plate-billed mountain toucan en tanager finch.
Zeven kilometer verderop, lager in de vallei, lag Tandayapa Lodge. Ondanks de korte afstand voelde het als een andere wereld. Bellavista ligt op 2200 meter hoogte, Tandayapa op 1700 meter. In de Andes maakt dat een wereld van verschil: het klimaat is subtropischer, de biodiversiteit explosiever. Soorten die je bij Bellavista ziet, ontbreken hier — en andersom. Heeft Bellavista zes soorten kolibries, bij Tandayapa hangen er meer dan twintig soorten aan de feeders. Die wilde ik natuurlijk allemaal zien.
Helaas mocht je alleen bij de feeders komen als je er ook verbleef. Een destijds onbetaalbaar genoegen. Maar gelukkig was er halverwege de vallei een alternatieve plek om kolibries te zien.
Aan de rand van hun privé-reservaat Pacha Quindi wonen vogelaar Tony Nunnery en zijn vrouw Barbara Bolz. Dertig jaar geleden kochten ze in de vallei een stuk aangetast bos en weiland. Net als de eigenaren van beide lodges zijn ze aan de slag gegaan om hun land, en alles wat ze daarna aankochten, om te zetten in natuurlijk, ongerept bos. Rewilding, avant la lettre. Maar in tegenstelling tot de lodges begonnen zij geen toeristenbedrijf — ze kwamen er om te wonen. Weg uit de bewoonde wereld. En hun tuin? Die werd een paradijs voor kolibries, met natuurlijke beplanting en heel veel feeders.
Op een gemiddelde dag vliegen er minimaal 18 verschillende soorten kolibries in de tuin van Tony en Barbara. In totaal zijn er maar liefst 42 kolibriesoorten waargenomen. Al snel dronken de 1000-en kolibries die dagelijks naar hun tuin komen voor zo’n 1000 dollar per jaar aan suikerwater. Om de kosten te dekken, stelden ze de tuin open voor bezoekers, die een bijdrage werd gevraagd van minimaal 5 USD. Binnen budget!
‘Pacha Quindi’ betekent ‘plek van de kolibries’ in het Quechua, de taal van de Inca’s, en ook nu nog veel gesproken. Zodra je de tuin instapt weet je waarom. Op elk willekeurig moment vlogen er meer dan 100 kolibries tegelijkertijd in de tuin, dronken een milliseconde en vlogen als een raket weer weg. Weggejaagd door de dominantere soorten die ‘hun’ feeder’ of bloem bewaakten.
Mijn brein liep vast. Overal kolibries. Overal nieuwe soorten. En ik herkende er niet één. Ik wilde alles tegelijk determineren, maar ze schoten alle kanten op. En er waren er teveel om uit te kiezen in pagina’s met kolibries in de determinatiegids. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik een black-out. Ik ben gaan zitten op de veranda, met mijn vogelgids op schoot — en kon alleen nog maar staren.
Ik wilde te veel tegelijk. Het moest anders. Gelukkig werkte mijn Plan-B: een afstreeplijstje met de 19 meest verwachte soorten in de tuin, en focussen op één feeder tegelijk, deed wonderen. Langzaam vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Soorten als de collared inca, violet-tailed sylph, purple-throated woodstar, buff-tailed coronet, Andean emerald en fawn-breasted brilliant verschenen één voor één. De booted racket-tail – een meesterwerkje van de natuur – kwam zelfs op mijn vinger zitten.
De moeilijkste soort liet het langst op zich wachten: de purple-bibbed whitetip. Volgens Barbara bezocht hij maar één feeder in de tuin, met lange pauzes ertussen. Maar na lang wachten kwam deze prachtige kolibrie dan toch in beeld. Missie geslaagd.
De tuin was zó goed dat we de volgende dag weer teruggingen. Dit keer zonder stress en wensenlijst, om gewoon weer vol van vogels kijken te genieten. En om meer foto’s te maken natuurlijk.
Het volgende blog gaat over Doi Inthanon in Thailand.
Wereldwijd wordt de natuur in hoog tempo vernietigd. Om dat te stoppen zijn er in alle landen sterke natuurorganisaties nodig. Vogelbescherming draagt daaraan bij als Partner van BirdLife International en ondersteunt een aantal partners bij hun ontwikkeling.
Vogels kijken doe je ook met je oren! Vogelbescherming heeft een paar mooie podcastseries gemaakt. Luister bijvoorbeeld naar Uitgevogeld, Dwaalgasten of Van glas tot gras.