In de loop van het voorjaar komen er heel wat zangvogels terug uit Afrika. Een van de eersten is de roodborsttapuit, met in zijn kielzog de tapuit en wat later het paapje. Omdat deze drie niet alleen familie van elkaar zijn maar (soms) ook in het zelfde leefgebied voorkomen, behandelen we ze samen in deze vogelles.
Al begin maart zijn de eerste roodborsttapuiten terug in Nederland. Erg ver weg zijn ze niet geweest. Zuid-Frankrijk, Spanje of eventueel Noord-Afrika. Tijdens een gure duinwandeling of een fietstocht langs een ven of over de hei, trekt de roodborsttapuit al snel de aandacht. Het handige is dat roodborsttapuiten niets liever doen dan in de toppen van struiken zitten. Ze vallen meteen op met hun tropische kleurenpracht. Ze hebben het formaat van een roodborst, maar zijn wel iets dikker en meer gedrongen. Maar let op! Een roodborsttapuit lijkt lang niet altijd op de tekening in het vogelboek. In het najaar zijn de kleuren van het mannetje veel fletser en kun je zomaar denken met een andere vogel van doen te hebben.
Het mannetje roodborsttapuit heeft in het voorjaar een prachtige roodbruine borst, gitzwarte kop en aan beide zijden opvallende witte vlekken. Hij wordt soms door elkaar gehaald met de gekraagde roodstaart, maar die heeft een grijze bovenkant, een rode staart en leeft meer in de bossen. De roodborsttapuit heeft bovendien die opvallende witte nekvlek, die de herkenning vaak vergemakkelijkt.
Als er een vrouwtje in de buurt is, leidt dat bij de roodborsttapuit tot grote opwinding. Vleugels en staart worden gedraaid en gespreid, waardoor het wit en de andere kleuren beter opvallen. Soms danst het mannetje in de lucht voor het vrouwtje. De hele zomer lang zijn er ook momenten dat de zanglust toeslaat. Het klinkt wat krassend, alsof ze een zak steentjes staan te schudden, maar tussendoor klinken ook vrolijke andere fluitgeluidjes.
Roodborsttapuiten bewonen vochtige duinvalleien van Zeeland tot en met de Waddeneilanden. En ook vochtige heidegebieden, liefst met hier en daar een ven en struikgewas om lekker hoog te kunnen zitten. Dit soort gebieden in Drenthe, de Veluwe, Brabant en Limburg bieden goede kansen. In Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen zijn ze ook nog wel in de drogere landbouwgebieden te vinden. Wie in deze gebieden met een verrekijker de toppen van struiken en paaltjes afspeurt heeft deze insectenvanger vaak verrassend snel gevonden.
Omdat er steeds meer huizen zijn met doorzonramen, serres en glazen windschermen neemt het aantal gewonde en dode vogels door botsingen met glas toe. Vogels zien het glas eenvoudigweg niet en denken naar een open ruimte te vliegen. Ook vallen er vaak slachtoffers als een sperwer (een roofvogel die vaak in tuinen op kleine vogels jaagt) langskomt en de vogels in paniek tegen de ramen vliegen. Met de volgende tips kun je dit soort vogelbotsingen vaak voorkomen:
Een tapuitman is prachtig. Een mooie leigrijze rug, donkere vleugels en een fier opgerichte houding. Rond het oog een donker masker met aan de bovenrand een helderwitte wenkbrauwstreep die over het voorhoofd doorloopt. Het wijfje is meer bruin van kleur, maar heeft ook die mooie witte voorhoofdtekening. Maar pas bij het opvliegen valt hét kenmerk van de tapuitenfamilie op: de spierwitte stuit en bonte staarttekening. De zang valt daarentegen niet erg op. Een potpourri aan klanken die zich lastig laat beschrijven: Luister daarom hieronder.
In maart druppelen de eerste tapuiten binnen. Ze zijn dan en in april massaal op doortrek. Een enkeling blijft in Nederland, het merendeel trekt noordwaarts. Het is leuk om tapuiten te observeren als ze op insecten jagen. Ze rennen en racen, doen af en toe half fladderend een uitval de lucht in, om daarna weer direct op de grond verder te rennen. Nu en dan kijken ze om zich heen en maken zenuwachtige hielbuigingen, zodat ze op en neer knikken. In het najaar verdwijnt de mooie blauwgrijze kleur van het mannetje en ziet de hele familie tapuit er bruin en onopvallend uit. Er wordt dan voornamelijk gegeten, waarbij aan het insectenmenu ook bessen worden toegevoegd. Ze nemen meer dan dertig procent in lichaamsgewicht toe om de reis naar Afrika te kunnen maken.
Van oktober tot februari zijn de tapuiten in Afrika. Maar in maart worden de eerste vogels al gesignaleerd in Nederland. Tijdens de trek kunnen ze op de vreemdste plaatsen opduiken. Ergens op een akker, langs de dijk, op een basaltoever. Ze kunnen dan verward worden met witte kwikstaarten die ook op trek zijn. Maar de kwikken hebben een veel langere staart en alleen zwart-witte tinten. De tapuit heeft ook geeloranje tinten, een zwart Zorro-masker en bovendien een heel andere houding. De tapuit staat rechtop en de witte kwikstaart beweegt juist horizontaal.
Om tapuiten te zien die in Nederland broeden moet je in de duinen zijn of op de hogere zandgronden. Drenthe, de Veluwe en oostelijk Brabant. Daar liggen de kale zandige heuvels waar tapuiten hun nest onder de grond kunnen maken. Dat is namelijk zo leuk aan tapuiten: ze nestelen in verlaten (of nog bewoonde!) konijnenholen.
Een eeuw geleden waren paapjes en tapuiten nog een heel gewone verschijning in Nederland. Hun aantallen liepen in de duizenden. Maar dat is helaas voorbij. Door de intensivering van de landbouw verdwenen de ruige begroeiing, de bloemen en daarmee ook het voedsel van deze vogels, de insecten. Maar ook in natuurgebieden liepen de aantallen verder terug. Door luchtverontreiniging kwam er steeds meer stikstof in deze gebieden terecht, waardoor de kale zandgronden overwoekerd werden door gras. Ook het verdwijnen van nestgelegenheid doordat de konijnenstand kelderde, had een negatieve invloed. Mede daarom luidde Vogelbescherming de noodklok en presenteerde het Beschermingsplan Duin- en Kustvogels. Daarmee willen we de dynamiek weer terugbrengen in natuurgebieden. Door het laten ontstaan van stuifduinen en kale zandgronden krijgen het paapje en de tapuit weer een toekomst. Tegelijkertijd startte Vogelbescherming met succes een campagne om de nesten van tapuiten te beschermen. In de nesten die speciale bescherming kregen tegen marters en vossen werden dubbel zoveel jongen groot. Je kunt ons tapuitenproject financieel steunen. Dat kan hier.
Paapjes zijn echte langeafstandstrekkers die laat terugkomen uit Afrika. In de loop van april druppelen ze binnen, maar ook in mei arriveren er nog nieuwkomers. Vaak zitten ze op een hoog punt, in het topje van een struik de omgeving te verkennen. Een paapje lijkt soms een beetje een fletse versie van de roodborsttapuit. En omdat paapjes net als roodborsttapuiten graag hoog op de uitkijk zitten is de verwarring snel daar. Maar er is een handig kenmerk waardoor je ze toch vrij gemakkelijk uit elkaar kunt houden. Mannetje en vrouwtje paap hebben beide een opvallende, forse witte wenkbrauwstreep boven het oog. Zelfs op grote afstand zijn ze daaraan herkenbaar.
Paapjes waren vroeger zo algemeen dat schooljongens, die ze twee maal per dag op en neer naar school passeerden, ze stompstaartjes noemden. Paapjes hebben dus een opvallend korte staart, nog een handig veldkenmerk om te onthouden. Verder gedragen ze zich als vliegenvangers, want af en toe dwarrelen ze achter een vlindertje of vlieg aan om die uit de lucht te plukken. Daarbij vallen, nog meer dan bij de roodborsttapuit, de witte vleugelvlekken op.
Het paapje is een nachtzanger, maar haalt het niet bij de nachtegaal! Het zijn krakende en krassende tonen met af en toe een heldere noot ertussen.
De kans om een roodborsttapuit te zien is ongeveer tien keer zo groot als een ontmoeting met een paapje of een tapuit. Er broeden ongeveer 7000 paar roodborsttapuiten in ons land en slechts enkele honderden paartjes paapjes en tapuiten. Toch zijn ze wel op te sporen. In de duinen komen ze wel voor, maar zijn ze schraal vertegenwoordigd. De hoogvenen en heidevelden in Noordoost-Nederland bieden de beste kansen. Tijdens een wandeling door het Bargerveen en het Fochteloërveen (u weet wel van de kraanvogels) maak je de meeste kans. Dit zijn de beste paapjes-gebieden van Nederland.
Behalve het maken van wandel- of fietstochten is er nog een andere manier om veel bijzondere vogels te zien. Ga stilzitten. Zoek een fijne plek op en wacht af. Niet heel even maar uren lang. Dat levert altijd heel bijzondere momenten op.
Wil je meer weten over de soorten uit deze vogelles of over andere vogels die in Nederland voorkomen? In de webshop van Vogelbescherming zijn veel goede boeken, voor beginners en gevorderde kijkers, verkrijgbaar. Maar je kunt ook gewoon in onze online vogelgids kijken.
Buiten zijn en genieten van je omgeving, de schoonheid van vogels en het bijzondere van hun gedrag gecombineerd met onverwachte natuurmomenten en de vraag of het lukt om een favoriete soort te ontdekken.
Vogelkennis bouw je langzaam op. Hieronder 6 vragen om je kennis over vogels verder te verrijken. De vragen gaan deels over deze les en deels over nieuwe kennis. Soms moet je dus misschien iets opzoeken. De online vogelgids van Vogelbescherming kan daarbij handig zijn.
In de alweer laatste les van de cursus Vogels in Nederland vertellen Camilla en Nico over de zeearend en de lepelaar.