Eurasian Spoonbill, Platalea leucorodia - Ibissen (Threskiornithidae)
Rond 1970 waren er nog maar 170 broedpaar in ons land, nu enkele duizenden. De lepelaar heeft zich spectaculair hersteld. De Nederlandse populatie lepelaars is uniek, in andere landen in Noord-West Europa broeden ze nauwelijks. Lepelaars bevinden zich van februari tot september/oktober in Nederland. Via Franse en Spaanse moerassen trekken ze naar winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust (vooral Banc d'Arguin). Lepelaars broeden in moerassige gebieden, dichte rietkragen of moeilijk bereikbare bomen en struiken, maar ook op kwelders.
Grote witte vogel met unieke lange, lepelvormige snavel. Lepelaars hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif. Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige in plaats van een zwarte snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt. Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.
Tamelijk zwijgzaam, jonge lepelaars hebben een raspende bedelroep.
80-93 cm, spanwijdte 115-135 cm
De lepelaars in Nederland broeden van eind maart tot en met eind juli, soms eerder. Ze hebben één legsel per jaar van meestal 4 eieren die zo'n 25 dagen worden bebroed. Lepelaars broeden vrijwel overal in gemengde kolonies met reigers, aalscholvers, grauwe ganzen of zilver- en/of kleine mantelmeeuwen. De eieren komen tegelijk uit. Jongen zijn na zo'n 7 weken vliegvlug. Er wordt meestal maar 1 jong groot. Na 3 tot 4 jaar zijn de vogels geslachtsrijp.
De lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische natte milieus, vaak op de overgang van zoet naar zout. Ze broeden daar op eilanden, in duinvalleien en op kwelders, en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend, natuurlijk waterpeil. De soort nestelt veelal op de grond in rietvelden of op kwelders maar in toenemende mate ook in struiken en bomen. Lepelaars vinden hun voedsel lopend in ondiep water, waar ze hun snavel op typische wijze heen en weer bewegen, om zo op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee hij door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.
Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (onder meer stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (onder meer garnaal, jonge platvis). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals Lauwersmeer, IJsselmeerkust, Oostvaardersplassen en het Wadden- en Deltagebied.
Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara. Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en leggen per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug in Nederland.
vrij schaarse broedvogel | wegtrekkend | doortrekker in vrij klein aantal
De lepelaar is één van de beschermingssuccessen van Vogelbescherming. Rond 1970 waren er nog maar 170 broedpaar in ons land, nu ruim 2.500. De laatste jaren stabiel. De stijging van het aantal broedparen in Nederland zorgde voor nieuwe vestigingen in Engeland, Frankrijk, België en Duitsland.
Aantal broedparen | 3400-3900 (in 2020-2022) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 100-200 (in 2016-2021) |
Doortrekkers | 9100-12.000, aug-sep (in 2016-2021) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
In augustus en september verzamelen zich groepen tot vele honderden lepelaars in het Wadden- en Deltagebied. Bij het Lauwersmeer bijvoorbeeld.
De Nederlandse populatie is behoorlijk uniek in Europa; de soort komt behalve in Nederland namelijk vooral voor in Spanje, Hongarije en de Oekraïne. Griekenland en de Oost-Europese landen herbergen ook belangrijke populaties. Door de toename in Nederland ook nieuwe vestigingen in Engeland, Frankrijk, Vlaanderen en Duitsland.
Verdroging van moerasgebieden, toegenomen (recreatieve) drukte in belangrijke broedgebieden en de toegenomen verspreiding van vossen zorgden voor een belangrijke afname van het aantal lepelaars. Maar vooral na 1990 deed de lepelaar het steeds beter door een betere bescherming van broed- en leefgebied onder impulsen van Vogelbescherming. Inmiddels is de situatie dusdanig verbeterd dat de lepelaar van de Rode Lijst af is, maar de broedverspreiding is beperkt. Het overgrote deel van de West-Europese populatie broedt in ons land. Dat maakt de Nederlandse verantwoordelijkheid extra groot. Internationaal is de soort beschermd in het kader van de Agreement of African-Eurasian Migratory Waterbirds (AEWA).
Vogelbescherming heeft zich op vele manieren sterk gemaakt voor verbeterd leefgebied van de lepelaar, zoals de Natura 2000-gebieden, en voor bescherming langs de gehele trekweg met projecten in onder meer Frankrijk, Marokko en Mauritanië en voor wetenschappelijk onderzoek naar deze soort om effectieve beschermingsmaatregelen te kunnen nemen. Dat heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat de lepelaar van de Rode Lijst afgehaald kon worden.
Een goede bescherming van leef- en broedgebied van de lepelaar blijft noodzakelijk. Broedkolonies zijn zeer verstoringsgevoelig. Dat vraagt dus om recreatievrije zones. Terreinbeheerders kunnen verder maatregelen nemen tegen prederende vossen. De lepelaar is gebaat bij een verbeterde voedselsituatie in poldersloten (paai- en overwinteringsgebieden voor kleine vissoorten toegankelijk maken of creëren in watergangen in laag Nederland d.m.v. inrichting en beheer; vispassages en/of vistrappen.)
De lepelaar is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn lepelaars beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de lepelaar is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.
De Wet natuurbescherming bevat een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op alle inheemse vogels. Deze verboden gelden in heel Nederland. De wet verbiedt:
Overtreding van deze verboden is een economisch delict en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. De verboden worden ook bestuursrechtelijk gehandhaafd. Uitzonderingen op de verboden zijn opgenomen in de wet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De wet voorziet in een algemene bevoegdheid voor de provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) om onder strikte voorwaarden een ontheffing of vrijstelling te verlenen van de verboden (artikel 3.3).
Een groot aantal natuurgebieden is voor de lepelaar aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied op grond van hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming. Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle plannen, projecten en andere handelingen die mogelijk significante negatieve effecten hebben op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen. De betreffende gebieden zijn te vinden in onderstaande database van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal