Snow Bunting, Plectrophenax nivalis - Gorzen (Emberizidae)
Sneeuwgorzen broeden in kale, rotsige gebieden in het noorden en komen naar Nederland toe om te overwinteren. De sneeuwgors is sterk gebonden aan de kust en de grootste groepen worden vooral gezien in het oostelijk Waddengebied. In het binnenland is de soort zeldzaam. De landelijke aantallen schommelen van jaar tot jaar, in de beste jaren zullen enkele duizenden sneeuwgorzen in Nederland verblijven. Als ze vliegen, vallen direct de witte vlekken op de vleugels op en weet je gelijk dat het sneeuwgorzen zijn.
Mannetjes in broedkleed zijn geheel wit met een zwarte rug, mantel, schouderveren, vleugelpunt en binnenstaart, en een zwarte snavel. Vrouwtjes hebben 's zomers enige bruine tekening op de kop, zijhals en rug. In de winter zien de vogels er grotendeels hetzelfde uit met rossige geelbruine tint op de kop, zijborst en rug, de mantel en rug zijn geelbruin met zwarte strepen. De bovenvleugels zijn wit met zwarte uiteinden. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben minder wit op de bovenvleugels.
Meestgehoorde roep een zachte kanarie-achtige roller, maar in een grote groep ook geregeld snerpende irritatieroepjes. In vlucht ook een helder, fluitend "tjieoe". Zang een kort hees gekwetter, doet aan veldleeuwerik denken.
14-18 cm
Broedt van mei-juli, waarbij mannetjes vaak al 3-4 weken eerder in het broedgebied aanwezig zijn, eerst in groepen en langzaamaan opsplitsend in territoria. Heeft twee legsels van 2-8 eieren, meestal 5. Broedduur 10-15 dagen. Het nest is een dikke kom en wordt gebouwd door het vrouwtje, die het bekleedt met wol en veren van het sneeuwhoen. Het bevindt zich in rotsspleten, maar broedt ook in nestkasten of gebouwen. Na 13 dagen zijn de jongen vliegvlug.
Sneeuwgorzen zijn 's winters te vinden aan de kust in open gebieden zoals stranden, zeereep, kwelders, dijken en braakliggend terrein. Ze broeden in hooggebergtes, boomloze hoogvenen en toendra en aan de noordelijke rotskusten.
Voornamelijk zaden maar in het broedseizoen ook ongewervelden (de jongen worden alleen hiermee gevoed), waaronder een grote variëteit aan insecten (schietmotten, vlinders, wantsen, kevers) en spinnen. Wordt in Nederland vaakst aangetroffen laag lopend en rennend over de grond, zaden zoekend tussen de lage vegetatie. Foerageert geregeld in grotere groepen samen met strandleeuwerik en ijsgorzen.
Trekvogel, in Nederland het meest tussen half oktober en eind november. Grootste deel van de vogels verlaat broedgebied, vrouwtjes trekken zuidelijker dan mannetjes. Over de trek is niet veel bekend, wel dat in Europa vogels voorkomen van Oost-Groenland, IJsland, Noorwegen en oostelijker, terwijl vogels van West-Groenland en westelijker in Noord-Amerika overwinteren.
doortrekker en wintergast in klein aantal
Landelijke aantallen schommelen van jaar tot jaar. In de beste jaren zullen enkele duizenden sneeuwgorzen in Nederland verblijven.
Aantal broedparen | Geen broedvogel |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 800-3500 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 500-2000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
's Winters voornamelijk aan de kust te zien, eenlingen soms in het binnenland. Vooral in vlucht opvallend wit.
Broedvogel in Schotland, IJsland, Scandinavië en de noordkust van Rusland.
De soort geldt wereldwijd niet als bedreigd.
De sneeuwgors is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn sneeuwgorzen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de sneeuwgors is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.
De Wet natuurbescherming bevat een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op alle inheemse vogels. Deze verboden gelden in heel Nederland. De wet verbiedt:
Overtreding van deze verboden is een economisch delict en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. De verboden worden ook bestuursrechtelijk gehandhaafd. Uitzonderingen op de verboden zijn opgenomen in de wet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De wet voorziet in een algemene bevoegdheid voor de provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) om onder strikte voorwaarden een ontheffing of vrijstelling te verlenen van de verboden (artikel 3.3).
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen op grond van de Wet natuurbescherming. De soort komt slechts in beperkte mate als doortrekker of wintergast in Nederland voor.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal