Rock Pipit, Anthus petrosus - Kwikstaarten (Motacillidae)
De naam van de oeverpieper is wat misleidend; de soort komt vooral voor aan de kust, bij zout water, in kwelders en langs pieren en dijken. Je vindt hem vooral in het Deltagebied en langs de Waddenzee. In het binnenland zie je langs oevers vooral waterpiepers. De oeverpieper heeft een vrij donker verenkleed met weinig contrast. Elke winter komen enkele 1000-en vogels uit Scandinavië naar Nederland om aan de kust te overwinteren.
Vrij krachtig gebouwde pieper met donkere poten en een vrij lange en donkere snavel. De bovendelen zijn bruingrijs met vage olijfkleurige tint en vage donkere strepen. De onderdelen zijn vuilwit met donkere streping en de buitenste staartpennen zijn grijs-wit. De wenkbrauwstreep is kort en vrij onduidelijk.
Roep is een kort, hees "psist", iets zuiverder dan die van waterpieper, en vaak ietsje oplopend en hoger van toon. Maar alleen door zeer ervaren vogelaars uit elkaar te houden.
16,5-17 cm
Begint van midden maart tot in augustus, afhankelijk van hoe noordelijk de vogel een nest maakt. Heeft vaak twee legsels met 4-5 eieren. Broedduur 14-15 dagen. Het vrouwtje maakt het nest. Dat is een kommetje van gras, stengels, bladeren en zeewier, lichtjes bekleed met fijner materiaal. Het nest bevindt zich in de spleet van een klif, of in kleine holte op een oever of op een met gras begroeide helling, ook wel onder een rots of een klont van vegetatie. Het vrouwtje broedt de eieren uit, soms geholpen door de man. Beide ouders voeren de jongen. Jongen zijn na 16 dagen vliegvlug.
Komt vooral voor langs de kust op kwelders, maar ook op pieren, in havens, langs basaltblokken, dijken en soms kiezelstrandjes. Met name in Delta en Waddenzee. Broedt op rotsachtige zeekust en eilanden met lage vegetatie.
Allerlei ongewervelden die tussen rotsen worden gepikt. Ook af en toe zaadjes op slikplaten.
De ondersoort petrosus, broedvogel op de Britse eilanden, trekt niet veel, de Scandinavische ondersoort littoralis trekt vanuit het noorden om langs de Nederlandse kust te overwinteren, tot Bretagne (Frankrijk), en enkele tot de Spaanse en Portugese kust. Keert vanaf maart weer terug naar het noorden. Trekt voornamelijk overdag, in de periode september-november en maart-april.
doortrekker en wintergast in vrij klein aantal
Een stabiele internationale populatie, en jaarlijks ongeveer even grote overwinterende aantallen.
Aantal broedparen | Geen broedvogel |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 5000-10.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 2000-10.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
IJmuiden. Lokaal langs de kust op pieren en strekdammen.
Oeverpiepers broeden langs de kusten van Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland en de westkust van Frankrijk.
De soort geldt wereldwijd niet als bedreigd.
De oeverpieper is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn oeverpiepers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de oeverpieper is in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming.
De Wet natuurbescherming bevat een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op alle inheemse vogels. Deze verboden gelden in heel Nederland. De wet verbiedt:
Overtreding van deze verboden is een economisch delict en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. De verboden worden ook bestuursrechtelijk gehandhaafd. Uitzonderingen op de verboden zijn opgenomen in de wet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De wet voorziet in een algemene bevoegdheid voor de provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) om onder strikte voorwaarden een ontheffing of vrijstelling te verlenen van de verboden (artikel 3.3).
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen op grond van de Wet natuurbescherming. De soort komt slechts in beperkte mate als wintergast in Nederland voor.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal