De lepelaars in Nederland broeden van eind maart tot en met eind juli, soms eerder. Ze hebben één legsel per jaar van meestal 4 eieren die zo'n 25 dagen worden bebroed. Lepelaars broeden vrijwel overal in gemengde kolonies met reigers, aalscholvers, grauwe ganzen of zilver- en/of kleine mantelmeeuwen. De eieren komen tegelijk uit. Jongen zijn na zo'n 7 weken vliegvlug. Er wordt meestal maar 1 jong groot. Na 3 tot 4 jaar zijn de vogels geslachtsrijp.
Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (o.a. stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (o.a. garnaal, jonge platvis). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals Lauwersmeer, IJsselmeerkust, Oostvaardersplassen en het Wadden- en Deltagebied.
De oeverlanden van De Liede vormen een parel aan de oostkant van Haarlem. Dit kleine natuurgebied is in beheer van Landschap Noord-Holland. Er groeien zeer bijzondere planten waaronder het vleesetende plantje zonnedauw. Maar het meest bijzondere is de lepelaarkolonie. Omdat een spoorlijn en een snelweg De Liede doorsnijdt, zijn er twee verschillende delen ontstaan met elk een eigen karakter. De Liede is van oorsprong een veenstroom die water van een hoogveengebied naar het IJ bracht. Het kent veel landschappelijke verrassingen.
Let niet op de snelweg en de vliegtuigen. Dat doen de lepelaars ook niet die hier tot ieders verbazing in 2004 zijn gaan broeden. Vanaf het fietspad langs de Amsterdamsevaart zijn de vogels met hun jongen goed te zien van april tot en met juni. Dit is de eerste plek in Nederland waar de lepelaars in bomen zijn gaan broeden. Lekker veilig tegen vossen.
De wandel- en fietsbrug aan de noordkant van de spoorbaan geeft een spannende kijk op de rietjungle. Door de bijzonder samenstelling van de bodem groeien er meer dan honderd soorten moerasplanten, zoals waterdrieblad en zelfs zonnedauw. Broedvogels zijn blauwborst, rietgors, rietzanger en soms snor en bruine kiekendief. Op een parkeerterreintje begint een wandelpad dat een lus maakt rond het toegankelijk deel van de oevers. Hier lopen enkele pony’s om het gebied open te houden met hun gegraas.