Navigatie overslaan
Huiszwaluw / Jouke Altenburg Alle berichten

Urbaan vogelen

Geplaatst op 1 september 2015

Rotterdam, je zal er maar wonen… Of nee, laat ik de 020-haters tegemoet komen: Amsterdam. Prachtstad natuurlijk, hoewel een beetje druk. Je zal er maar wonen: als vogelaar. Ik heb diep medelijden met de Remco’s, Jips en Martins van deze wereld die hun transportfiets omdraaien zodra ze aan de grenzen van Groot-Amsterdam staan om zich daarna vol overgave weer in het stadsgewoel te storten. Maar onze stadsecologen zélf raken niet uitgejubeld over hun stadsnatuur. Over oorverdovend krijsende halsbandparkieten, plastic meerkoetnesten, blauwe reigers op de Dappermarkt – nog niet met een tang beet te pakken, zó smerig – of dat ruige terreintje achter de Makro waar één schamel bosrietzangertje broedt. De stadsdeelraad kan zich hiermee mooi op de kaart zetten, hoor je ze denken.

Nee, ik ben geen urban birder. Dat weet ik zeker sinds ik voor de broedvogelatlas Huizen moest onderzoeken. Rondfietsen, de kijker heimelijk onder mijn jas, dat gaat nog wel. Maar dan: vijf minuten vogels tellen op één punt, dat je niet zelf hebt uitgekozen. Daar sta ik dan, met mijn kijker om mijn nek, geheel vrijwillig op het allersufste plekje in de gribuswijk van het dorp. Zakdoektuintjes met winkelwagens, hier waak ik-bordjes. Ik ontwijk de priemende blik van een hondenuitlater - ja, met pitbull. ‘Zondagmorgen! Kunt u niet wat langer op bed blijven?’, denk ik dan. Ik zie een huiszwaluwnest onder een dakgoot. Is het bezet? Ik moet mijn kijker er op richten. Het raam eronder is van een slaapkamer. Ik durf niet. Het raam gaat open. Een blonde krullenbos verschijnt. De pitbullman draait zich om. Het zweet breekt mij uit. Vijf minuten! Een eeuwigheid, welke kamerornitholoog heeft dit bedacht? Ik kijk zo vaak op mijn horloge, dat de telling niet betrouwbaar meer is. Na vier-en-een-halve minuut maak ik dat ik wegkom en fiets zo snel mogelijk naar het bos.