Navigatie overslaan
Matkop / Agami - Rob Riemer Alle berichten

De matkop houdt van jong, nat loofbos

Geplaatst op 29 september 2020

Wie hoort nog het nasale, zeurderige mèèè-mèèè-mèèè van de matkop? Als je ‘ik’ kunt zeggen bof je, want in grote delen van Nederland ontbreekt hij als broedvogel. De aantallen zijn sinds 1985 gehalveerd. Kunnen we iets doen om de matkop te beschermen?

Van de twee ‘zwartkopmezen’ staat de matkop als enige op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. In tegenstelling tot de glanskop is de matkop sterk achteruitgegaan: in de achterliggende 25 jaar met 50% gedecimeerd. Helaas is er geen goede studie naar de ecologie en demografie van deze soort in Nederland. Met kennis uit Engels onderzoek weten we echter wel in welke richting we de oorzaken van de achteruitgang moeten zoeken. Zo kunnen we zelfs voorzichtig een paar aanbevelingen voor bescherming en beheer doen.

Leefwijze

Matkoppen zijn nergens talrijk. Hun territoria zijn veel groter dan van andere mezensoorten, waardoor ze grotere oppervlakten aaneengesloten bos nodig hebben. Een dichtheid van 10 paar per 100 ha is bij matkoppen al hoog. Buiten het broedseizoen vormen ze kleine groepjes van 3 tot 5 exemplaren, die in een home range van ongeveer 15, tot soms wel 30 à 35 ha rondtrekken en regelmatig aanhaken bij andere groepen mezen.

Het valt op dat matkoppen snel door hun gebied trekken. In wilgenbossen in Flevoland foerageren ze gemiddeld op een lager niveau dan andere mezensoorten: vooral tussen 1 à 2 meter hoogte. Ook hangen ze minder aan twijgen en zoeken ze vaker voedsel op stammen en op dikkere takken, doorgaans tegen de stam aan. Pimpelmezen bijvoorbeeld foerageren in hetzelfde bos veel hoger in de bomen en veel vaker in twijgen. Koolmezen nemen een tussenpositie in wat foerageerstations betreft. Zo heeft elke soort zijn niche.

Ecologie

De ecologie van de matkop verschilt in veel opzichten van die van andere mezen. Zo hakt hij zelf zijn holtes uit; de verwante glanskop doet dat niet, de kuifmees als enige andere ook. De matkop kan echter alleen vermolmd hout aan, van soorten met zacht hout, zoals els, berk, wilg en vlier.

De matkop is een uitgesproken standvogel, met een geringe dispersiecapaciteit. Dit kenmerk deelt hij met glanskop en kuifmees. Geschikte habitat die ver buiten een kerngebied ligt wordt daarom niet snel bezet. Dit betekent ook dat als een matkop eenmaal ergens uit een geïsoleerd gebied is verdwenen, hij slechts sporadisch zal terugkeren.

Leefgebied

Het optimale leefgebied van de matkop bestaat uit jong, laag bos met een hoog aandeel aan loofhout, een goed ontwikkelde struiklaag, veel stompen dood hout en een hoge grondwaterspiegel: tot boven het maaiveld. Denk aan moerasbos – elzen- en berkenbroek – spontaan opgeschoten wilgenbos en aangeplante populierenbossen. Dit leefgebied vinden we vooral in Laag-Nederland, op veen- en kleigrond.

In de keuze voor jong bos is de matkop uniek; andere mezensoorten verschijnen pas als een bos wat ouder is. Matkoppen kunnen jonge bosstadia bezetten omdat ze zelf hun nestholten uithakken. De keuze voor jong bos maakt de matkop echter gevoelig voor successie van het bos. Naarmate een bos ouder wordt, raakt het geschikter voor andere mezen. Een mooi voorbeeld is het moerasbos in het Naardermeer. In dit deels oudere en droger wordende bos is de matkop op zijn retour en komen nu ook glanskoppen voor. Andere mezen zijn ook concurrentiekrachtiger. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld pimpelmezen pas uitgehakte holten van matkoppen inpikken.

Oorzaken achteruitgang

Een ander effect van het verouderen van bos is dat de grote bonte specht sterk zal toenemen. Volgens een recente Engelse studie is dat een belangrijke predator van nestjongen van de matkop. Grote bonte spechten zijn de afgelopen dertig jaar in aantal verdubbeld.

In structuurarme naald- en loofbossen op arme zandgrond zijn ook matkoppen te vinden. Qua oppervlakte is dat een groot gebied, en bevinden zich er bij elkaar opgeteld in absolute aantallen veel matkoppen. Maar de dichtheid is er wel lager dan in vochtig jong loofbos en ook de achteruitgang is er het sterkst geweest. Grote delen van dit – schijnbaar suboptimale – leefgebied zijn ondertussen zelfs nagenoeg verlaten door matkoppen.

Het is gissen wat hiervan de oorzaak is. Vermoedelijk speelt hier het ouder worden van bos een rol waardoor het leefgebied van matkoppen minder geschikt wordt. Een proces dat juist gunstig heeft uitgewerkt op de stand van veel andere soorten bosvogels in Nederland. Maar hoe het mechanisme achter de achteruitgang van de matkop precies werkt, weten we niet.

In hoeverre klimaatverandering bij de matkop, een overwegend boreale (noordelijke) soort, uitwerkt in de huidige dynamiek van het aantalsverloop en de verspreiding van de matkop is niet duidelijk. Modellen voorspellen een inkrimping van het verspreidingsgebied van de matkop in West-Europa naar het noordoosten en naar de hoger gelegen delen, waarbij Nederland zelfs nagenoeg verlaten zou worden. Zo bezien past de achteruitgang van de soort perfect in deze voorspelling.

Geschikt leefgebied voor matkop

Begrazing kan bij hoge dichtheden slecht uitpakken, zoals in de Oostvaardersplassen. Daar is geschikt leefgebied voor de matkop – wilgenbos en vlierstruweel – over grote oppervlakten geheel verdwenen. Elders in Flevoland – Horsterwold, Hulkesteinse Bos – blijkt vernatting van grote delen bos erg gunstig voor de matkop te zijn. Daar zijn de dichtheden erg hoog.

Om de matkop tegemoet te komen kunnen we dus het beste zorgen dat er grote oppervlakten jonge, vochtige of zelfs natte bossen beschikbaar zijn. Spontane wilgenbossen, elzen- en berkenbroekbossen, maar ook aangeplante populierenbossen. Het vereist denken in termen van cyclisch beheer en dynamiek: toelaten dat er af en toe delen spontaan volgroeien met wilg, berk en els.