Navigatie overslaan
Alle berichten

Moeders lelijkste

Geplaatst op 28 juli 2014

Vogelliefhebbers zijn grofweg in twee kampen te verdelen. Zij die duiven een warm hart toedragen en vogelaars die er niks mee hebben; die ze niet als echte wilde vogels zien en ze met de nek aankijken. Voor- of tegenstander, over één ding zijn vogelaars het wel eens. Jonge, nog niet uitgevlogen duiven zijn bepaald niet moeders mooiste. Ze zitten als dodo’s log en plomp over de rand van het nest te turen. De dodo is uitgestorven, dus je kunt ook denken: die duivenjongen bieden een mooie nostalgische impressie van de dodo-look.

Houtduif is de grootste

De grootste duif die bij ons voorkomt is de houtduif. Deze grote plompe vogel, zelfs groter dan een meerkoet, valt op door zijn twee witte nekvlekken. Verder zijn houtduiven de chiquere heren en dames binnen de duivenfamilie. Beide hebben een blauwgrijze kop en rug met een fraaie contrasterende zalmkleurige borst. Kijk je een houtduif diep in de ogen, dan zie je een lichtgele iris en zwarte pupil. Dat maakt een pientere indruk.
Eigenlijk kom je houtduiven tegenwoordig bijna overal tegen. In bos, stadspark, tuin en zelfs midden in het stadscentrum. Ze bouwen een nest van takjes in de boom, maar maken niet veel werk van dit bouwsel. Het zit wat slordig in elkaar gevlochten en het is zo dun, dat je er gemakkelijk doorheen kijkt. De meeste van onze broedvogels blijven het gehele jaar door in eigen land, een klein deel trekt ‘s winters richting Frankrijk en Spanje. In het najaar trekken grote aantallen houtduiven, in groepen van soms een paar duizend vogels, vanuit Duitsland en Scandinavië naar ons land.

De onopvallende holenduif

Het kleine broertje van de houtduif is de holenduif, die wel tien centimeter kleiner is. Zo groot als de meer bekende Turkse tortel. De holenduif is onopvallend en kan op het eerste zicht verward worden met een postduif of stadsduif. Het verenkleed is echter geheel blauwgrijs met purperkleurige hals. Kijk je goed dan vallen de twee groene iriserende vlekken in de nek op, daar waar die bij de houtduif wit zijn. Ook ontbreken bij holenduiven de witte banen op de bovenvleugels (kenmerkend voor de houtduif), zodat beide soorten ook makkelijk in vlucht zijn te onderscheiden.

Holenduiven broeden bij ons in parken met oude bomen, langs bosranden en open plekken in bossen, maar ook in steengroeven en oude gebouwen. Ze maken zowel gebruik van natuurlijke holtes als van grote (uilen)nestkasten. Opvallend aan de holenduif is het geluid, dat niet klinkt als duiven-gekoer, maar als een laag en zacht ‘oeoe-woe-oeoe-woe’.

Wat je ook van duiven vindt, het blijkt dat ze toch meer dan de moeite waard zijn om nauwkeuriger te bekijken.