Navigatie overslaan
Kleine mantelmeeuw / Anja Nusse (Agami) Alle berichten
Kleine mantelmeeuw / Anja Nusse (Agami) Gert Ottens

Door Gert Ottens
Medewerker Vogelbescherming

Zeemeeuwen, wie durft ze te leren kennen?

Geplaatst op 9 juni 2016

‘Zeemeeuwen’ zijn misschien wel de ultieme strandvogels. In ieder jaargetijde zijn er op de Hollandse kusten meeuwen te vinden. In de winter zijn ze er echt massaal, maar ook midden in de zomer kan iedereen zijn hart ophalen aan deze zeeschuimers.

Intelligente, mooie vogels

Niet iedereen ziet ze graag: meeuwen. In een aantal kustplaatsen klaagt men steen en been over de overlast die de vogels veroorzaken; ze krijsen, schijten en maken vuilniszakken open. Maar eigenlijk maken ze vooral handig gebruik van mogelijkheden die mensen ze, vaak onbedoeld, bieden. Zo trekken ze profijt van zwerfafval en het voeren van vogels. Meeuwen zijn werkelijk intelligente en bovendien mooie vogels.

Maak kennis met ze! We beschrijven hier een paar van de minder bekende, grote meeuwensoorten die in Nederland rondvliegen. En we vergelijken ze met de meest algemene. Want al lijken de grotere soorten ogenschijnlijk erg op elkaar, er zijn subtiele verschillen en die maken ze interessant. Dat geldt voor vogels in alle leeftijdsklassen, maar hier beperken we ons tot volwassen vogels.

Pontische meeuw

De Pontische meeuw en de geelpootmeeuw werden tot voor kort beschouwd als ondersoorten van de zilvermeeuw. Maar inmiddels worden ze als volwaardige soorten gezien. Vanaf dat moment worden ze ook steeds vaker in ons land gezien en/of herkend. De geelpootmeeuw komt hier sinds kort zelfs tot broeden – de Pontische meeuw doet dat nog maar zeer sporadisch.

Oorspronkelijk kwamen Pontische meeuwen voor in het uiterste (zuid)oosten van Europa, met name rond de Zwarte Zee. Maar de soort is aan een opmars in Midden-Europa bezig. Na eerst Polen en Duitsland te hebben gekoloniseerd, lijkt Nederland nu aan de beurt. Ze worden bij ons in bijna alle maanden wel gezien, maar vooral vanaf de nazomer t/m de winter: zowel langs de kust als in het binnenland.

Pontische meeuw / Herman Bouman Vijf meeuwensoorten / Herman Bouman Pontische meeuw / Herman Bouman

Op deze foto staan vijf soorten meeuwen. Nummer vijf van rechts is een adulte ‘pont’, zoals veel vogelaars hem noemen. Een aantal dingen vallen op, vergeleken met de vertrouwde zilvermeeuwen (alle vogels die links van de pont staan) en kleine mantelmeeuwen (3e en 4e vogel van rechts).

Om te beginnen hebben Pontische meeuwen doorgaans een wat vriendelijker koppie dan de overige grote meeuwen. Die kop is ronder, de ogen zijn klein en vaak donker (kraalogen) en de snavel is tamelijk lang en vrijwel evenwijdig dun. Ook ontbreekt de zogenaamde gonys, de uitstekende ‘hoek’ aan het eind van de ondersnavel van grote meeuwen. Maar pas op; sommige ponten – vooral de grotere mannetjes – hebben weer wél een gonys.

Ponten staan daarnaast wat hoger op de poten en komen daardoor slanker en eleganter over. Bovendien zijn de poten niet roze zoals bij zilvers, of opvallend geel zoals bij kleine mantelmeeuwen en geelpootmeeuwen, maar hebben ze een wat onbestemde zachtgele kleur.

Ten slotte is op de foto te zien dat de kleur van de mantel (de bovenvleugels en rug) duidelijk lichter is dan het loodgrijs van de mantelmeeuwen, maar weer net een tintje donkerder dan bij de meeste zilvermeeuwen.

Pontische meeuw / Herman Bouman Pontische meeuw / Herman Bouman Pontische meeuw / Herman Bouman

Ook in vlucht zijn er verschillen tussen de Pontische meeuw en de andere soorten – vooral op de vleugelpunten. Op de foto’s zijn die makkelijker te zien dan in het veld, maar met wat oefening is het te doen. Handig daarbij is de eigenschap van grote meeuwen om regelmatig hun vleugels even te spreiden en zo indruk te maken op soortgenoten. Dat is ook een moment om het patroon op de handpennen – de veren die de punt van de vleugel vormen – te kunnen zien.

De foto laat een vliegende Pontische meeuw zien, met relatief weinig zwart op de ‘hand’ en – op de bovenkant zichtbare – kenmerkende witte/lichtgrijze ‘tongen’. Ze ‘dringen’ in de lengte en van onderuit het zwart van de handpennen binnen. Hier is dat het duidelijkst te zien op de buitenste/langste handpennen. Dit patroon is typisch voor Pontische meeuwen.

geelpootmeeuw

De geelpootmeeuw is een mediterrane soort die sinds enkele decennia oprukt naar het noorden. Het is een zeldzame broedvogel, die je moet zoeken in het rivierengebied en de Delta. Deze soort wordt vooral gezien in de periode juli-oktober, ook langs de kust en in het binnenland.

Geelpootmeeuw / Herman Bouman Geelpootmeeuw / Herman Bouman Geelpootmeeuw / Herman Bouman

Oók kleine mantelmeeuwen hebben gele poten.  Maar geelpootmeeuwen onderscheiden zich van kleine mantels door o.a. een duidelijk lichtere mantel, die wel weer iets donkerder is dan bij zilvermeeuwen: zie verderop.

Ten opzichte van de Pontische meeuw vallen o.a. de lichte iris op (lekker makkelijk: komt ook wel eens voor bij ponten), een hoekiger kop, de forse snavel met duidelijke gonys en de relatief korte poten. Alle grote meeuwen hebben een rode vlek op de ondersnavel, de gonysvlek. Bij adulte geelpootmeeuwen loopt die vaak over op de bovensnavel (te zien op de foto, met twee kleine mantelmeeuwen in de achtergrond).

Geelpootmeeuwen hebben in vlucht juist veel zwart op de handpennen zie de foto hieronder. Dat hebben ze meer dan Pontische meeuwen.

Geelpootmeeuw / Herman Bouman Geelpootmeeuw / Herman Bouman Geelpootmeeuw / Herman Bouman
Zilvermeeuw / Herman Bouman Zilvermeeuw (links) en kleine mantelmeeuw / Herman Bouman Zilvermeeuw / Herman Bouman

Kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw

De twee vogels op de foto hierboven behoren tot de meest algemene grote meeuwen die men in ons land kan aantreffen; kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw. Oorspronkelijk echte ‘zeemeeuwen’, maar tegenwoordig broeden beide ook in het binnenland. De zilvermeeuw is een standvogel, dus het hele jaar aanwezig, terwijl de meeste van ‘onze’ kleine mantels in Frankrijk of Marokko overwinteren.

Eerder zagen we al dat zilvermeeuwen een lichtgrijze mantel hebben en kleine mantelmeeuwen een donkergrijze. Maar bij beide soorten zien we wel geografische variatie. Scandinavische zilvermeeuwen zijn bijvoorbeeld iets donkerder dan hun zuidelijker ‘neven’.

Een complicerende factor is dat er ook zilvermeeuwen bestaan met gele poten! Deze komen met name voor rond de oostelijke Oostzee; ze kunnen daarmee sterk op geelpootmeeuwen lijken. In de winter vallen geelpoten (en ponten) wel weer op doordat ze dan bijna spierwitte koppen hebben, in tegenstelling tot de gestreepte koppen van zilvermeeuwen en kleine mantels.

De bovenvleugels van kleine mantelmeeuwen zijn zó donker dat de zwarte vleugelpunten beduidend minder opvallen. Zelfs op de ondervleugel zijn de slagpennen donker; dat is een belangrijk verschil met de overige soorten.

Ten slotte nog de grootste meeuw die we in Nederland regelmatig tegen kunnen komen: de grote mantelmeeuw. Dit is werkelijk een bruut van een meeuw: nog een slag forser dan de zilvermeeuw en daarmee duidelijk groter dan alle andere hier genoemde soorten. Verwarring ligt alleen daarom al minder voor de hand. Daar komt nog bij dat volwassen grote mantels een zeer donkere – bijna zwarte – mantel hebben en roze poten. Grote mantelmeeuwen zijn vooral wintergast, met name langs de kust, maar ze zijn ook zeldzame broedvogels in het Waddengebied en de Delta.

Waar begin je met leren herkennen?

In de praktijk is het waarschijnlijk het beste om met de meest voorkomende grote meeuwen te beginnen: toevallig zijn die vaak bij elkaar in de buurt te vinden. Observeer ze een tijdje met de kijker – of beter nog: de telescoop – en probeer de subtiele verschillen te zien; de vogels worden dan bijna als vanzelf mooier dan ze al waren. Fotograferen biedt kansen om thuis nog eens te kijken naar tongen op de handpennen en dergelijke.

Zeker in het begin is het best lastig. En dan hebben we hier de jonge meeuwen en een aantal andere soorten nog buiten beschouwing gelaten. Die komen in een volgende aflevering aan de beurt. Er gaat gegarandeerd een wereld open wanneer je aan meeuwen begint!

 

Foto’s: Herman Bouman